-
1 dessaler
dessaler [deesaalee]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 ontzouten ⇒ minder zout maken, het zout onttrekken aan♦voorbeelden: -
2 être dessalé
être dessalé -
3 désinvolte
désinvolte [deezẽvolt]1 ongedwongen ⇒ op zijn gemak, vrij2 ongegeneerd ⇒ beledigend, te vrij, nonchalantadj1) ongedwongen, vrij2) beledigend, nonchalant
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский